PostNL Uitgifte: Beleef de natuur – De Onlanden

PostNL Uitgifte: Beleef de natuur – De Onlanden

Beleef de natuur – De Onlanden

PostNL
Marketing
22 februari 2021

SAMENVATTING

Uitgifte: Beleef de natuur – De Onlanden
Uitgiftedatum: 22 februari 2021
Verschijningsvorm: vel van 10 postzegels in 10 verschillende ontwerpen
Artikelnummer: 410261
Ontwerp: Frank Janse, Gouda
Fotografie: Buiten-Beeld, Natuurmonumenten

KOOP/
GELDIGHEID Op 22 februari 2021 geeft PostNL Beleef de natuur – De Onlanden uit, een vel met 10 postzegels in 10 verschillende ontwerpen. Op de postzegels staat de waardeaanduiding 1 voor post tot en met 20 gram met een bestemming binnen Nederland. Het postzegelvel maakt deel uit van de meerjarige serie Beleef de natuur 2021-2023. In de serie geeft PostNL dit jaar 4 postzegelvellen uit met in totaal 40 postzegels. Op de postzegels komen afbeeldingen voor van planten en dieren in bijzondere Nederlandse natuurgebieden.

Deze 2e uitgifte besteedt aandacht aan het moeraslandschap De Onlanden bij de stad Groningen. Later dit jaar volgen nog postzegels over het duingebied in Noord-Holland (14 juni, Duin en Kruidberg) en het park bij de stad in Utrecht (16 augustus, landgoed Haarzuilens). Op 4 januari van dit jaar verscheen de 1e uitgifte uit de serie, over het heidegebied Dwingelderveld in Drenthe.

Dicht bij de stad Groningen ligt De Onlanden, een natuurgebied van ongeveer 2500 hectare groot. Het gebied kenmerkt zich door ruige hooilanden, moerasbos en ruimte voor de berging van overtollig water. De Onlanden is tot stand gekomen in het kader van een groot herinrichtingsproject dat in 2008 van start ging. Het doel was in de regio de landbouwstructuur te verbeteren, de aanleg van natuurgebieden te versnellen en een groot waterbergingsgebied te realiseren. Binnen de grenzen van het natuurgebied De Onlanden is nu nog één (biologische) boer actief. De naam De Onlanden verwijst naar een oude naam in dit deel van ons land. Deze naam werd gebruikt voor zeer lage en natte gronden die ver van de bewoonde wereld waren verwijderd en toentertijd voor landbouw vrijwel onbruikbaar waren. Later werd wel veeteelt mogelijk. Sinds 2008 heeft de natuur in dit gebied zich ontwikkeld tot een moerasbiotoop, met bijbehorende planten, vogels en andere dieren. Verschillende soorten profiteren van het verdwijnen van grote stukken grasland en veenweide. Daartoe behoren de orchidee rietorchis, de vogels paapje en roerdomp en verschillende libellen en amfibieën. Ook de roerdomp, de grote zilverreiger, de otter en de visarend hebben inmiddels het gebied tot hun domein gemaakt. Bij langdurige en hevige regenval zorgt de waterberging in De Onlanden ervoor dat de inwoners van de stad Groningen hun voeten droog houden.

Bron: natuurmonumenten.nl, natuurindeonlanden.nl, wikipedia.nl

Op de postzegels Beleef de natuur – De Onlanden zijn de volgende bewoners van dit natuurgebied afgebeeld: kemphaan, grote zilverreiger, smient, glazenmaker, gewone klaproos, klein hoefblad, gewone margriet, brasem, otter en bruine vuurvlinder. In een aparte grafische laag op het postzegelvel zijn transparante afbeeldingen verwerkt van een kruipende zeggekorfslak, de geopende bloem van een klaproos, het zijaanzicht van een snoek en van een smient, een groot langlijfje met gespreide vleugels en 3 bloemen van de echte kamille.

Het postzegelvel Beleef de natuur – De Onlanden is een ontwerp van grafisch ontwerper Frank Janse uit Gouda. Op het vel kregen de 10 planten en dieren, die in hun natuurlijke omgeving zijn geportretteerd, ieder hun eigen postzegel. In sommige gevallen loopt de afbeelding of de achtergrondkleur door op de aangrenzende postzegel en op de velrand. Vanwege het landschappelijke karakter van de foto’s is bij deze nieuwe uitgifte een liggend postzegelformaat gekozen. In voorgaande jaren was het formaat bij Beleef de natuur altijd staand. Alle foto’s zijn opgenomen in een grafische laag van elkaar overlappende cirkels van verschillende grootte, die de grenzen van de perforaties doorbreken. Het cirkelpatroon keert terug als kleine druppeltjes op de velrand en de tabs. Over de cirkels heen ligt nog een grafische laag. Deze bestaat uit transparante beelden van een zeggekorfslak, klaproos, snoek, groot langlijfje, smient en echte kamille. De monochrome beelden zijn bijna abstract weergegeven en verbinden de postzegels met elkaar.

Voor de typografie is een eigen lettertype gebruikt dat Janse speciaal voor de serie Beleef de natuur ontwierp. De letter, opgebouwd uit minieme cirkeltjes, kreeg de naam Fdot. De toelichtende teksten op de velrand zijn gezet in de TT Milks Light en Demibold in kapitalen (2017, Ivan Gladkikh voor Typetype). In deze bijschriften verwoordt de ontwerper creatief en met humor zijn associaties met de namen, eigenschappen en verschijningsvorm van de afgebeelde planten en dieren.

De serie Beleef de natuur voor 2021 is, net als de eerdere uitgiften, ontworpen door grafisch ontwerper Frank Janse uit Gouda. Stonden in de periode 2018-2020 altijd bepaalde dier- of plantensoorten centraal, in 2021 is de hoofdrol weggelegd voor de flora en fauna van bijzondere Nederlandse natuurgebieden. Bij de 2e uitgifte dit jaar is dat het moeraslandschap van De Onlanden, vlakbij de stad Groningen.

Strenge criteria
Bij de selectie van de natuurgebieden werkte Janse samen met natuurbeschermingsorganisatie Natuurmonumenten. “In deze meerjarige serie laten we uit iedere provincie een bijzonder landschap zien, zoals bij deze uitgifte het moeraslandschap van De Onlanden op de grens van Groningen en Drenthe. We hanteerden bij de keuze verschillende criteria. Zo keken we eerst goed of een gebied over voldoende interessante flora en fauna beschikt. Met genoeg diversiteit, van planten, bomen en zoogdieren tot insecten, reptielen en amfibieën. Ook belangrijk: er moest wel een boeiend verhaal aan verbonden zijn. Een volgende voorwaarde was of we uit voldoende mooie beelden konden kiezen. Van Buiten-Beeld of van Natuurmonumenten zelf. Tijdens die intensieve zoektocht is mij opnieuw duidelijk geworden hoe ongelooflijk mooi de natuur in Nederland toch is. Deze postzegels over De Onlanden zijn daar opnieuw een bewijs van.”

Drassig en moerassig
De Onlanden is een van de nieuwste natuurgebieden van Nederland. “Dat maakt het mede zo bijzonder”, zegt Janse. “Er is inmiddels een drassig en moerassig natuurgebied ontstaan. Dat trekt specifieke dieren en planten aan. Muggen bijvoorbeeld, maar die staan niet op de postzegels. Dat gun ik ze niet. De otter is wel afgebeeld, als een van de boegbeelden van de nieuwe natuur in De Onlanden. Otters hebben veel water en veel ruimte nodig. Maar geen wegen voor autoverkeer en die zijn hier gelukkig nauwelijks. Ook watervogels hebben het ontdekt. Zoals de smient, een trekvogel die vanuit Scandinavië hier overwintert en De Onlanden als ideale bestemming beschouwt. Omdat het een relatief jong gebied is, zie je er bijvoorbeeld planten als klein hoefblad die het goed doen in overhoop gehaalde grond.”

Kandidatenlijst
Voor het postzegelvel Beleef de natuur – De Onlanden stelde Janse een kandidatenlijst met dieren en planten op, waarvan er uiteindelijk 10 overbleven. “Dat is tegelijkertijd voor alle landschappen in de serie Beleef de natuur gebeurd. Zo wist ik zeker dat ik een mooie spreiding kon laten zien. Veel planten en dieren komen immers in meer natuurgebieden voor en ik wilde geen herhaling. Het vochtige karakter van De Onlanden heeft ook de keuze van de afgebeelde dieren bepaald. Kijk maar naar de otter, de brasem, de glazenmaker en de zilverreiger. Ik vind het mooi dat ik die dieren heb kunnen selecteren, want zoveel moeraslandschap hebben we niet in Nederland.”

Lenteachtig karakter
Het lenteachtige karakter van Beleef de natuur – De Onlanden is duidelijk te zien aan het frisgroene van het postzegelvel. “Ook de bloemen verwijzen natuurlijk naar het voorjaar”, zegt Janse. “Het zijn vrijwel allemaal foto’s die in dit gebied gemaakt zijn, in dit jaargetijde. Dit soort kleuren zie je niet in andere seizoenen. Op de meeste beelden staat dezelfde tint groen, daar heb ik niets aan hoeven doen.”

Evenwichtig totaalbeeld
Bij de verdeling van de planten en dieren over het postzegelvel streefde Janse vooral naar een zo mooi en gebalanceerd mogelijk totaalbeeld. “In eerste instantie maak ik een inhoudelijke spreiding. Ik wil niet dat dezelfde soorten op een kluitje staan. Maar dat pas ik toch in de praktijk weer aan. Want de compositie is altijd sturend, onder meer met een evenwichtige verdeling van kleuren en van opnames dichtbij en ver weg. Ik ben begonnen met de kemphaan, de otter en de brasem. Alle drie staan prominent en beeldvullend op hun postzegel. De andere planten en dieren zijn eromheen gegroepeerd, na het nodige schuiven, passen en meten. Tijdens dat gepuzzel controleer ik voortdurend de balans en de zeggingskracht van de beelden. Zowel op het vel als op de individuele postzegels.”

Dynamiek en rust
Janse koos als eerste voor de kemphaan, vanwege diens imponerende voorjaarstooi. “De plek past bij zijn uitstraling. Het is typisch een vogel die het snel goed doet op een postzegel. Dit in tegenstelling tot de grote zilverreiger ernaast. Langgerekte dieren zijn altijd lastiger te plaatsen. Maar toen ik deze foto zag, was ik vanwege de rode achtergrond direct verkocht. Ik heb niet kunnen achterhalen waar die kleur vandaan komt. Het is in ieder geval geen ochtend- of avondrood. De zilverreiger vliegt naar links, terwijl de smienten op de rij eronder naar rechts vliegen. Zo probeer ik dynamiek in het vel te brengen. Met vervolgens een rustpunt met het stilstaande beeld van de glazenmaker ernaast. Dit insect is ook grafisch interessant vanwege de tekening en de vleugelvorm, tegen de groene achtergrond van het riet. Het is een heel klein beestje, dat zo groot mogelijk op de postzegel is gezet.”

Communicerende kleuren
De postzegels met de klaproos en met het klein hoefblad hebben felle kleuren. “De klaproos is typisch een voorjaarsbloem”, zegt Janse. “Ze zijn kwetsbaar, met frommelige, fragiele blaadjes in opvallend knalrood. Klein hoefblad heb ik uitgezocht omdat ik tegenover het geweld van het rood van klaproos een stevige tegenkleur nodig had. Maar ook vanwege de variatie. Terwijl het beeld van de klaprozen meer diepte en achtergrond heeft, ontbreken die op de foto van het klein hoefblad. Het rood van de klaproos communiceert met de achtergrond van de zilverreiger. Hetzelfde geldt voor het geel van het klein hoefblad met de kleur van de bloemetjes rechtsonder bij de bruine vuurvlinder.”

Beelden met intensiteit
De foto van de gewone margriet werd door Janse vanwege de opvallende scherptediepte gekozen. “Het is een bijna lege opname, waarbij de fotograaf alleen op de voorste twee bloemetjes heeft scherpgesteld. Dit is echt een sfeerfoto, tegenover de meer registrerende beelden van brasem en otter. Die afwisseling houdt het velletje interessant. De otter eist de aandacht op met zijn sprekende ogen, natte huid en snorharen. Bij de bruine vuurvlinder ontbreekt dat tactiele, maar die is net als de glazenmaker grafisch weer interessanter. Ik zoek altijd naar beelden met een bepaalde intensiteit.”

Rol van transparanten
In het ontwerpconcept van Beleef de natuur verbinden de transparante afbeeldingen de verschillende postzegels met elkaar. In deze uitgifte over De Onlanden valt dat meer op dan bij eerdere uitgiften. Volgens Janse is dat geen opzet. “Het komt zo uit tijdens het creatieve proces. De transparante beelden zijn de laatste puzzelstukjes in het ontwerp. Ik wil ze hun eigen plek binnen de cirkels geven, zonder dat ze de andere beelden of de typografie verstoren. Ze staan er nu mooi in, maar ik heb heel wat moeten schuiven voordat het lukte. Zo stond de smient eerst in het midden, op de plek waar je nu het langlijfje ziet. Die pronkt er alsof hij er altijd heeft gestaan. Maar het heeft me heel wat hoofdbrekens gekost voordat het zover was.”

Over de ontwerper
Frank Janse (1967) studeerde in 2001 af als grafisch ontwerper aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam. Tot 2019 werkte hij voor verschillende reclame- en ontwerpbureaus, waaronder Room for ID’s, en voor zichzelf als Frank Grafisch Ontwerp in Gouda. In 2019 richtte hij samen met Leene Communicatie het nieuwe bedrijf Leene Visuele Communicatie op, voor de vormgeving van communicatiemiddelen met het accent op content en information design. Frank Janse is specialist in huisstijlen, branding, infographics en communicatiecampagnes. Leene Visuele Communicatie werkt onder meer voor uiteenlopende onderwijsinstellingen en voor opdrachtgevers in profit en non-profit. Daartoe behoren klanten zoals vastgoedspecialist Fortierra, PostNL, de Rijksoverheid de gemeente Rotterdam, Vattenfall en de organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie ZonMw. In opdracht van PostNL ontwierp Frank Janse eerder verschillende luxe bewaarsystemen en persoonlijke postzegels, waaronder de themacollectie 2017 over vogelsoorten die in Nederland voorkomen. Ook maakte hij de ontwerpen voor de series Beleef de natuur in 2018, 2019 en 2020.

De postzegels zijn, zolang de voorraad strekt, verkrijgbaar bij alle verkooppunten van PostNL, het postkantoor in de Bruna-winkels en via www.postnl.nl/bijzondere-postzegels. De postzegels zijn ook telefonisch te bestellen bij de klantenservice van Collect Club op telefoonnummer 088  868 99 00. De geldigheidstermijn is onbepaald.

WAARDE
Op deze postzegels staat waardeaanduiding 1, bedoeld voor post tot en met 20 gram met een bestemming binnen Nederland.

Postzegelformaat 40 x 30 mm
Velformaat 122 x 170 mm
Papier normaal met fosforopdruk
Gomming zelfklevend
Druktechniek offset
Drukkleuren cyaan, magenta, geel en zwart
Oplage 285.000 vellen
Verschijningsvorm vel van 10 postzegels in 10 verschillende ontwerpen
Ontwerp Frank Janse, Gouda
Fotografie Buiten-Beeld, Natuurmonumenten
Drukkerij Koninklijke Joh. Enschedé B.V., Haarlem
Artikelnummer 410261

© 2021 Koninklijke PostNL BV

Kemphaan (Calidris pugnax)
De kemphaan is een vogel uit de familie van snipachtigen. Deze spectaculaire, zeldzame weidevogel broedt in schrale, vochtige, bloemrijke graslanden, vrijwel uitsluitend in reservaten. Kemphanen zijn bekend door de fraaie voorjaarstooi van de mannetjes, die op de toernooiveldjes schijngevechten houden om de gunst van de vrouwtjes. Na de paring draaien de vrouwtjes op voor de zorg om het broedsel. Kemphanen zijn in ons land vooral nog te zien in de trektijd, maar ook wel in de winter. De mannetjes baltsen op gemeenschappelijke baltsplaatsen (‘leks’). Vrouwtjes paren op of vlakbij de lek. In West-Europa zoeken kemphanen structuurrijke, vochtige, schrale graslanden (hooiland of extensief begraasd) op, met open water (slootjes, poelen) en slikranden. Buiten de broedtijd natte en drogere graslanden, slikvlakten en ondiepe wateren. In ons land zijn er jaarlijks enkele tientallen broedparen. Het aantal doortrekkers/overwinteraars wordt geschat op enkele honderden, hooguit 1500.

Bron: vogelbescherming.nl

Grote zilverreiger (Ardea alba)
De grote zilverreiger is van oorsprong een vogel uit het oostelijke, mediterrane gebied. Door het beschikbaar komen van geschikte leefgebieden heeft deze hagelwitte reiger zijn verspreiding inmiddels uitgebreid tot in Nederland. De Oostvaardersplassen vormen het belangrijkste bolwerk vanwaaruit ze andere gebieden koloniseren. Met name in de winter zijn grote aantallen te vinden in weidegebieden. In de broedtijd is de grote zilverreiger vaak te vinden in rietmoerassen en ooibossen. In de winter, als de vogels uit Zuid- en Oost-Europa hier komen overwinteren, is hij in Nederland op veel meer plekken te zien. Dan gebruiken ze voedselrijke weilanden en sloten om te foerageren. Doordat grote aantallen overnachten op slaapplaatsen (bijvoorbeeld Biesbosch), worden hier vaak slaapplaatstellingen gehouden. De grote zilverreiger eet voornamelijk vis, maar ook kikkers, muizen, kleine vogels en mollen. Er zijn tegenwoordig enkele honderden broedparen in ons land en enkele duizenden overwinteraars.

Bron: vogelbescherming.nl

Smient (Mareca penelope)
De smient wordt om zijn kenmerkende roep ook wel fluiteend genoemd. In Nederland broeden slechts enkele paartjes, maar in de winter komen honderdduizenden smienten vanuit Scandinavië en Siberië naar ons land om te overwinteren. Het dieet van de smient bestaat voor bijna 100 procent uit plantaardig voedsel: bladeren, zaden, wortels van planten, gras en algen. Alleen het vrouwtje eet in het broedseizoen als aanvulling muggen om in goede conditie te blijven. Mannetjes hebben een kastanjebruine kop met roomgele streep op het voorhoofd. Hun borst is roze-achtig, de flanken grijsblauw met witte dijvlek, de onderbuik is wit. De onderstaartdekveren zijn zwart. Vrouwtjes zijn rossig bruin of grijsachtig met variabele diffuse vlekken met de blauwgrijze snavel en witte buik als opvallendste kenmerken. Buiten het broedseizoen heeft de smient een voorkeur voor waterrijke graslandgebieden. Rust meestal overdag op grote meren. Smienten zijn vogels die dicht bij schone, zoete wateren met een rijke oever- en waterbegroeiing broeden. Ideaal zijn de wetlands omgeven door open vegetatie en landbouwgrond in arctische en noordelijke streken.

Bron: vogelbescherming.nl

Glazenmaker (Aeshnidae)
Glazenmakers behoren tot onze grootste libellen. Ze hebben allemaal een lang, slank achterlijf en grote ogen. De meeste soorten hebben een mozaïektekening van gekleurde vlekjes op het achterlijf. Het borststuk is grotendeels groen of geel, of bruin met gele banden. Glazenmakers worden meestal vliegend waargenomen. Beide geslachten maken lange jachtvluchten, soms hoog in de lucht. Mannetjes patrouilleren veelvuldig langs en boven het water, waarbij ze snelle uithalen naar andere libellen maken, maar ook regelmatig stil hangen in de lucht. Eitjes worden afgezet in levende of dode planten. Wanneer glazenmakers rusten in de vegetatie, doen ze dit hangend, in verticale positie. Glazenmakers komen voor in zeer uiteenlopende watertypen. Een rijke begroeiing van het water is voor de meeste soorten echter belangrijk. 2 soorten zijn sterk gespecialiseerd in het vegetatietype waarin eieren worden afgezet: de noordse glazenmaker (drijvende veenmospakketten) en, nog sterker, de groene glazenmaker (uitsluitend krabbenscheervegetaties).

Bron: vlinderstichting.nl

Gewone klaproos (Papaver rhoeas)
De grote of gewone klaproos is een plant uit de papaverfamilie. De plant bloeit op lange stelen in de bladoksels van juni tot juli. De rode bloem is 7-10 cm in doorsnede en bevat 4 kroonbladen. Aan de voet van elk kroonblad vind je een zwarte vlek. Aanvankelijk zijn de bloemknoppen neerhangend, later richten de bloemen zich rechtop. De klaproos is éénjarig en kan zowel in het najaar als in het voorjaar kiemen. Gewone klaproos is een zaadonkruid dat veel in granen voorkomt. In het verleden, voordat de chemische onkruidbestrijding zijn intrede deed, was de klaproos een kenmerkend onkruid van graanpercelen. Ook in aardappelen- en bietenvelden vind je het. De soort stelt hoge eisen aan de grond. Op pas aangelegde dijklichamen en in bewerkte wegbermen kan de klaproos massaal tot kieming komen en heeft een grote landschappelijke waarde. De klaproos is een echte pionier. Het 2e jaar en volgende jaren loopt het aantal fors terug. Zaad van de klaproos wordt meestal opgenomen in kruidenmengsels voor overhoekjes en braakliggende stukjes. Op bouwland kan de klaproos massaal tot ontwikkeling komen, maar is meestal door zijn geringe bladmassa niet direct bedreigend voor de teelt.

Bron: groenkennisnet.nl

Klein hoefblad (Tussilago farfara)
Klein hoefblad is een overblijvende plantensoort die lange ondergrondse wortelstokken heeft, met soms meterslange uitlopers. Uit die wortelstokken komt vroeg in het voorjaar, vaak zelfs nog in de winter, een aantal bloemstelen te voorschijn met schubben. De rondachtige bladeren komen pas later tevoorschijn. De voet is hartvormig, de rand hoekig en ongelijk getand. Gedurende de 2e helft van de winter ontwikkelen zich bundels bloeistengels, waaruit dan de bloeiwijzen tevoorschijn komen. De goudgele bloemen tref je aan in de periode van februari, soms in januari al, tot eind april, soms tot begin mei. De bloemen bereiken een hoogte van tussen de 7 en 25 cm. De bloeitijd is zó vroeg dat klein hoefblad naast insecten afhankelijk is van de wind. Doordat ze krachtig heen en weer kunnen worden bewogen, kan er stuifmeel van de mannelijk bloeiende bloemen naar de vrouwelijk bloeiende bloemen van een ander hoofdje waaien. Klein hoefblad is een echte pioniersoort en is vaak te vinden op vochtige, zeer voedselrijke grond, die omgewerkt is en meestal kalkhoudend en soms tegen het brakke aan. De plant is weinig gevoelig voor metalen en verontreinigingen en je vindt de soort dan ook wel op vervuilde terreinen.

Bron: floravannederland.nl

Gewone margriet (Leucanthemum vulgare)
De gewone margriet is gemakkelijk te herkennen aan de tamelijk grote hoofdjes met witte lintbloemen aan de rand en gele buisbloemen in het midden. Deze plant bloeit van mei tot augustus in onze graslanden. Op de hoge steel staat steeds maar 1 hoofdje, net als bij het madeliefje. Het is een overblijvende soort die een lange bloeitijd kent. Ondergronds heeft de plant een overwinterende wortelstok waaraan taaie wortels ontspringen. Aan de bovenzijde van de wortelstok ontspringt een bloeistengel, soms ook wel een of meer wortelrozetten. De verspreid staande bladeren onderaan aan de bloeistengel zijn spatelvormig en lopen wigvormig versmald in een steel. De bladeren bovenaan de stengel zijn langwerpig. Alle bladeren hebben een gekartelde bladrand met afgeronde tanden. De margriet komt in bijna heel Europa voor en verder naar het oosten tot in Midden-Siberië. In Noord- en Zuid-Amerika, Australië en Oost-Azië is ze ingevoerd en ze heeft zich daar metterwoon gevestigd. Uit onderzoek is gebleken dat de margriet in Nederland al sinds de bronstijd voorkomt. De margriet is een algemene soort, maar dreigt achteruit te gaan onder invloed van de bemesting.

Bron: floravannederland.nl

Brasem (Abramis brama)
De brasem is een van de talrijkste vissen van Nederland. Door het behoorlijke formaat en de grote aantallen brasems in vrijwel elk water in Nederland is dit een populaire vis voor de hengelsport. Voor de viswedstrijden is deze vis het belangrijkst. Deze grote vis met een lengte tot 80 cm heeft een voorkeur voor stilstaand en langzaam stromend, zowel zoet als licht brak water. Het liefst zoekt de brasem een habitat met afwisseling van ruim, open water waar de vis in scholen naar voedsel zoekt en ondiepe, begroeide oeverzones om te paaien en op te groeien. De brasem wordt soms wel verward met de kolblei, de Donaubrasem of de blauwneus. De paaitijd is van eind april tot midden juni. De eieren worden bij voorkeur afgezet op waterplanten of ondergedoken oeverplanten. Bij afwezigheid van planten gebruikt deze vis ook wel boomwortels, stenen of paaltjes als afzetsubstraat. Al na enkele dagen vormen de pasgeboren visjes scholen in het ondiepe water. Totdat de larven een lengte van zo’n 2 cm hebben, eten ze vooral dierlijk plankton. Later hoofdzakelijk insectenlarven, kleine kreeftachtigen, dierlijk plankton en wormpjes.

Bron: soortenbank.nl

Otter (Lutra lutra)
De otter behoort tot de familie van de marterachtigen. Hij leeft in oeverzones met voldoende dekking en rust. De otter was verdwenen in Nederland, maar is sinds 2002 uitgezet. Momenteel komt de otter weer voor in Noordwest-Overijssel, Friesland, Gelderland, langs de Overijsselse Vecht en in De Onlanden. Het zoogdier heeft een glanzende, fluweelachtige, dichte donkerbruine vacht met een licht gekleurde, zandkleurige onderkant en soms met een licht gekleurd vlekkenpatroon op de kin en rond de lippen. De lange bovenvacht zorgt ervoor dat de dichte ondervacht een isolerende luchtlaag vasthoudt en droog blijft onder water. De otter heeft een gestroomlijnd, lang lichaam met een krachtige, spits toelopende ronde staart en korte, sterke poten met zwemvliezen tussen de tenen van zowel zijn achter- als voorpoten. Zijn ogen, neusgaten en kleine oren liggen in 1 lijn boven op de platte kop met brede snuit zodat deze bij het zwemmen boven het water steken. De otter leeft in oeverzones met voldoende dekking en rust van allerlei soorten stromende wateren, zoals meren, plassen, rivieren, kanalen, beken en moerassen. Maar ook in kustzones, rotskusten en estuaria. De otter eet voornamelijk vissen kleiner dan 25 cm, zoals paling, baars, snoek, karper en zalm, daarnaast amfibieën, watervogels, woelratten, ratten, rivierkreeften, krabben, wormen en grotere insecten.

Bron: zoogdiervereniging.nl, wikipedia.nl

Bruine vuurvlinder (Lycaena tityrus)
De bruine vuurvlinder is een schaarse standvlinder. De onderkant van de achtervleugel heeft in tegenstelling tot de andere vuurvlindersoorten een geelbruine grondkleur. Op zowel de voor- als achtervleugel bevinden zich oranje achterrandvlekken die scherp zwart zijn afgezet. De bovenkant van de voorvleugel van het mannetje is bruin met enkele zwarte vlekken; langs de achterrand bevinden zich oranje vlekjes. Bij het vrouwtje is de bovenkant van de voorvleugel oranje met zwarte vlekken. Begin mei vliegen de eerste vlinders. De dichtheid is hoog, circa 24 tot 32 vlinders per hectare. De bruine vuurvlinder heeft een voorkeur voor enerzijds droge gebieden op de zandgronden, zoals kruidenrijke heide en droge, schrale, bloemrijke graslanden en anderzijds vochtige gebieden, zoals schraal kruidenrijk grasland in laagveenmoerassen. In het leefgebied is afwisseling van open grond, kruidenrijke ruigten en lage schrale vegetaties aanwezig. De vlinder leeft vooral op de bloemrijke overgang van voedselrijkere naar armere milieus en heeft een voorkeur voor beschutte zonnige plekken, zoals veldjes langs rietkragen, bosranden of struweel. De vlinder is op veel plaatsen verdwenen omdat door vermesting de variatie van het leefgebied is afgenomen en de waardplanten minder geschikt worden. Veel overgebleven populaties zijn te klein om duurzaam te blijven bestaan.

Bron: vlinderstichting.nl